“Mooi hè? Zo’n blaadje waar net het licht doorheen valt. En dit, prachtig toch?” Juul Kortekaas kan haar blijdschap niet op als ze de dia’s laat zien. Het zijn haar eigen kunstwerken, door de jaren heen gemaakt. Ze vertelt hoe ze ze heeft gemaakt, wat haar ertoe bracht om ze zo te maken of laat er een gedicht bij horen, van haarzelf of van een andere dichter. De zaal geniet. En zijzelf niet minder.
Juul verzorgt de voorjaarslezing in villa Erica op uitnodiging van De Kijkdoos, te midden van haar eigen kunstwerken. De aronskelk licht ze eruit. De bloem van de dood én de liefde. Waarna een gedicht over de liefde volgt. “Ach, de liefde, de liefde”, draagt ze voor met een stem die je doet wegzinken in haar woorden.
Bij de smid
Ze vertelt over de smid, die haar bladen in elkaar zet tot een fontein of een plant. “ Dat kost wel heel veel tijd, want hij mag niet praten, anders kan ik me niet concentreren. Dus dan ben je daar samen aan het zwijgen. En als iets klaar is, is er een omhelzing. En een sigaretje.”
Op naar de volgende dia, van een jongere Juul met rode laarzen bij de haar kenmerkende rechtopstaande stelen. “Ik zie in al mijn werk dat ik wel heel sacraal ben. Zo’n vorm die op een kathedraal lijkt, alles in drieën, bladgouden vaandels die naar de hemel wijzen.” Ze toont een rotonde in Oudorp, waar pilaren van haar de hemel in wijzen. De kathedraal van de stilte, noemt ze dit. “Ik heb een fout gemaakt”, vindt ze. “Ik had ze veel hoger moeten maken.”
Tussen leven en dood
Zo staat ze bij al haar kunstwerken even stil. Over haar verlangen naar de tuin, dat je terug ziet in haar werk. Over de stilte die ze van binnen heeft, ook al ‘verkoop ik wel heel veel praatjes”. Over hoe ze “alles tussen leven en dood doet.” Heel veel geboortekaartjes heeft ze gemaakt en grafzerken. Bladeren die drijven op het water.
Ze eindigt haar lezing met krantenknipsels uit haar Bennekomse periode. Mensen uit de zaal herinneren zich dat nog en vullen aan. Dan is de laatste dia. “ Oh, dit is het eind. Wat vinden jullie jongens?”